Kalkmarkt 7: een Amsterdams katholiek netwerk

Aan de hand van deze bewonersgeschiedenis van Kalkmarkt 7 wordt duidelijk dat de katholieke Amsterdammers in de achttiende eeuw een omvangrijk netwerk van kooplieden, religieuze leiders, kunstenaars en ambachtslieden vormden en zo sterk met elkaar waren verbonden.

Het grachtenpand aan de Kalkmarkt 7 heeft een bijzondere geschiedenis. Stadsherstel kreeg het pand in 1977 geschonken door Elisabeth Neideck. Haar vader had het pand in 1897 gekocht. Mevrouw Neideck was zelf kinderloos gebleven; sinds 1938 werd het pand verhuurd aan de Boekbinderij van Waarden, een oud Amsterdams bedrijf, opgericht in 1840 door Johannes Alexander van Waarden. Mevrouw Neideck stelde in haar testament als voorwaarde voor de schenking dat de boekbinderij er nog twintig jaar zou mogen blijven. 

Kalkmarkt 7, foto collectie StichtingJdW

Kalkmarkt 7, foto collectie StichtingJdW

Na die 20 jaar startte Stadsherstel in 1999 met de restauratie. Ondanks het feit dat het huis dus jarenlang als woonhuis voor de familie van Waarden en als bedrijfspand was gebruikt en er nog overal zware drukmachines stonden en er grote hoeveelheden papier lagen, bleek Kalkmarkt 7 vol bijzondere oude stijlkenmerken te zitten - en zelfs echte verrassingen. De gang zit vol prachtig stucwerk; de deur- en plafondlijsten in de voorkamers op de bel-etage en eerste verdieping zijn voorzien van fraai houtsnijwerk. De voorkamer heeft nog een betimmering en een ovaal stucplafond met zware lijsten de jaren ’30 van de achttiende eeuw.Vanaf hier leiden dubbele deuren naar de achterkamer. In het achterhuis is nog iets over van een achttiende-eeuwse keuken waarvan de kastenwand een bedstede bevatte.

Boven de schouw in het achterhuis bleek een groot schilderij te zitten met een Bijbelse voorstelling. Het schilderij werd herkend als een vroeg werk (1715) van de Amsterdamse schilder Jacob de Wit (1695-1754). Hoe kwam een schilderij van deze beroemde achttiende-eeuwse en katholieke schilder in het achterhuis van de Kalkmarkt terecht?

De genezing van de lamme van Bathseba, Jacob de Wit 1715, foto collectie StichtingJdW

De genezing van de lamme van Bathseba, Jacob de Wit 1715, Stadsherstel Amsterdam, foto collectie Stichting JdW

Het grachtenhuis met pakzolder aan de Kalkmarkt 7 werd omstreeks 1646 als koopmanshuis gebouwd op het nieuwe Waalseiland. Dit eiland werd aangelegd in het verzande deel van de haven aan het IJ. Aan de oostzijde van het nieuwe eiland ontstond een kleine haven die Kalkmarkt werd genoemd: dit werd de plaats waar de Friese kalk- en steenschippers tot aan het einde van de 18de eeuw hun ladingen aan wal en naar de markt brachten. De eerste eigenaar in 1646, Cornelis Corneliszn, was een steenkoper; het huis heette toen ‘Het Wapen van Franeker’.

In 1713 wordt de katholieke steenkoper Cornelis Hendriksz van den Idsert (1657-1732) de nieuwe eigenaar. Cornelis bezat al sinds 1686 een huis op het Waalseiland in de achtergelegen Schippersstraat dat ‘de Stad Hoorn’ heette. Hij was in 1703 door de burgemeesters en de vroedschap van Amsterdam als (goederen)makelaar aangesteld. Makelaars waren in de 18de-eeuw belangrijke toezichthouders op de goederenmarkt. Zij zorgden ervoor dat de handel gereguleerd werd met vastgestelde prijzen. Van den Idsert kon aan de Kalkmarkt direct toezicht houden op de steen -en kalkmarkt voor zijn huis. Dat de zaken goed gingen blijkt uit de transportakten in het Stadsarchief: hij kocht in 1715 nog eens twee panden. Eén in het Keizerrijk en één in de Gasthuismolensteeg, beide nabij de Spuistraat. 

In 1715 gaf Van den Idsert de jonge schilder Jacob de Wit, die net zijn opleiding in Antwerpen had afgerond, de opdracht voor een schilderij met Bijbelse voorstelling voor zijn huis aan de Kalkmarkt. De schildering stelt één van de wonderen voor die Jezus verrichtte, ‘De Genezing van de Lamme te Bethesda’. De Wit heeft zich voor de compositie deels gebaseerd op een soortgelijke tekening van schilder Anthony van Dijck (1599-1641) uit 1618. 

Hij portretteerde Jezus en de Lamme voor de zogenaamde Schaapspoort van de badinrichting Bethesda te Jeruzalem. Men geloofde dat er af en toe een engel neerdaalde in het bad; degene die daarna het eerst een bad nam, werd genezen. Een kreupele man zat al 38 jaar op dat wonder te wachten toen Jezus langs kwam. Hij liep op de man toe en vroeg: ‘Wil jij gezond worden?’ De man klaagde dat als het water ‘in beweging kwam’ er niemand was om hem naar het bad te brengen. Hij was daardoor altijd te laat om het mirakel te ervaren. Jezus zei daarop: ‘Sta op, neem uw beddeken op en wandel’. Terstond werd de man gezond en kon weer lopen. (Joh.5: 8)

Detail schilderij met links het portret Cornelis van den Idsert (1657-1732)

Detail schilderij met links het portret Cornelis van den Idsert (1657-1732)

In de voorstelling van Jacob de Wit bevindt zich tussen de getuigen één persoon die gezien zijn kleding en kapsel niet past bij de overige figuren. Hij kijkt als enige naar je als beschouwer. Deze persoon zou de dan 58-jarige opdrachtgever Cornelis van den Idsert kunnen zijn. Dat hij zich laat afbeelden als ‘toezichthouder’ van Jezus’ wonder is misschien een indirecte verwijzing naar zijn beroep als makelaar. 

Over de relatie tussen De Wit en Cornelis van den Idsert is nog veel onduidelijk. Hopelijk kan onderzoek naar de ontwerptekeningen van Jacob de Wit meer informatie opleveren over het opdrachtgeverschap van de familie Van den Idsert. 

Het schilderij werd schoongemaakt, gerestaureerd en overgebracht naar de huiskerk ‘De Hoop’ in Diemen.

De keuze voor het schilderij in het achterhuis zou passen bij het verschijnsel dat in deze tijd bij veel katholieke families speciale ruimtes in hun panden werden bestemd voor persoonlijke devotie, zoals bijvoorbeeld de huiskapel van de familie Cromhout aan de Herengracht. Jacob de Wit had na zijn terugkeer naar Amsterdam in 1715 veel katholieke opdrachtgevers. Zo maakte hij altaarstukken voor de huiskerken ’t Hart (Ons’ Lieve Heer op Solder) aan de Oudezijds Voorburgwal (1716) en voor de Mozes en Aaron kerk aan de Jodenbreestraat (1715). Voor het laatste altaarstuk werkte hij samen met de katholieke beeldhouwer Anthonie Turck (1668-1725), die de materialen voor het nieuw te bouwen hoofdaltaar voor de Mozes en Aaronkerk aanleverde. Bijzonder was dat Jacob de Wit ook het hoofdaltaar ontwierp en Turck zijn ontwerp uitvoerde.

Detail portret van opdrachtgever Cornelis van den Idsert

Detail portret van opdrachtgever Cornelis van den Idsert

Toen Cornelis van den Idsert begin 1732 stierf werd Kalkmarkt 7 eigendom van zijn zoon Hendrik (1690-1746). Hij was net als zijn vader steenkoper en werd uiteindelijk in 1746 ook als makelaar aangesteld. Hij trouwde in 1718 met Catharina Hartman (1692-1754) die familie was van de stichter van de huiskerk ’t Hart. Hendrik en Catharina lieten het huis omstreeks 1730 compleet vernieuwen. De gehele gang werd verfraaid met marmer en stucwerk. De marmeren platen zijn van eenzelfde stuk marmer gezaagd en zo gelegd dat het lijkt alsof ze gespiegeld zijn. Het stucwerk bestaat uit lijsten met acanthusbladeren en schelp- en bloemmotieven. De overgang van het voorste deel van de gang naar het smallere achterste deel wordt gemaskeerd door een bijzonder stukje stucwerk: het lijkt alsof de plooien van een draperie over de hoek heen zijn geschikt. Aan het eind van de gang is het alliantiewapen, met de wapenschilden van Hendrik Idsert en Catharina Hartman, dat door twee putti wordt gedragen.

Alliantiewapen in stucwerk familie Van den Idsert en familie Hartman, foto collectie Stichting JDW

Het ontwerp van het alliantiewapen en het stucwerk komt sterk overeen met het ontwerp van het stucwerk in het pand Herengracht 520, dat door de katholieke beeldhouwer en stucwerker Ignatius van Logteren (1686-1732) in 1726 is uitgevoerd. Hij kreeg zijn opleiding van Anthonie Turck, zijn zwager: Ignatius was getrouwd met Turcks zuster Hendrica (1683-1751). Ignatius werkte sinds 1719 veel samen met Jacob de Wit bij de vernieuwing en verfraaiing van diverse grachtenpanden. Zij deden dat met een ‘bouwploeg’ van andere veelal (katholieke) ambachtslieden, zoals schilder en architect Isaac de Moucheron. Ook de zoon van Ignatius, Jan van Logteren (1709-1745) werkte samen met Jacob. Vader en zoon Van Logteren en De Wit stonden bij de bemiddelde Amsterdamse opdrachtgevers bekend als de absolute meesters op hun vakgebied, waarbij Jacob de Wit met zijn vele plafondstukken en schouwstukken de hoofdrol kreeg. Het is aannemelijk dat ook de nu lege houten plafondlijsten in het huis op de Kalkmarkt ooit met plafondstukken van Jacob de Wit verfraaid zijn geweest. 

Het huis bleef in ieder geval tot 1773 in de familie Van den Idsert. In dat jaar werd de man van Maria Cornelia van den Idsert (1719-1779), Henricus van Wijngaarden (1727-1795) voor de grondbelasting aangeslagen. De laatste nakomeling van de familie was Maria Theresia Thijssen-Ten Sande, (1803-1877) weduwe van dr. Henricus Thijssen  (1787-1830). Zij was van 1841 tot 1877 regentes van het katholieke Maagdenhuis. Het is onbekend of het pand bij haar dood nog in haar bezit was.

Stadsherstel Amsterdam heeft na de restauratie diverse appartementen in het grachtenpand gerealiseerd. Het schilderij heeft een mooie plek in de in de schuilkerk te Diemen gevonden en is hier te bezichtigen.


Een deel van dit artikel verscheen eerder in het tijdschrift ‘Ons Amsterdam’ in juni 2019 en kwam samen met Stella van Heezik , Hoofd Fondsenwerving en Communicatie Stadsherstel Amsterdam tot stand.

Auteur Drs. Henk Atze Dijkstra, kunst- en architectuurhistoricus, is oprichter en voorzitter van Stg. Jacob de Wit die zich als doel stelt het werk van meester-schilder Jacob de Wit (1695-1754) bij een zo groot mogelijk publiek onder de aandacht te brengen. Tevens is hij directeur van het Dinamo Fonds in Den Haag.

Geraadpleegde bronnen: P.M. Fischer en E. Munnig Schmidt, Ignatius en Jan van Logteren, beeldhouwers en stuckunstenaars in het Amsterdam van de 18de eeuw, Alphen aan den Rijn, 2005; J. Boonstra en G. van den Hout (red.), In de wolken: Jacob de Wit als plafondschilder, Amsterdam, 2000; G. van den Hout en R. Schillemans (red) Putti en Cherubijntjes. Het religieuze werk van Jacob de Wit (1695-1754), Tent.cat. Museum Amstelkring, Ons’Lieve heer op Solder, Amsterdam 1995. A . Staring., Jacob de Wit 1695-1754, Amsterdam 1958.