Monumentale rococo interieurs en Jacob de Wit

Meester-schilder Jacob de Wit behoort in de 18de-eeuw tot de best betaalde plafond- en historieschilders in de Republiek. Tijdens zijn leven wordt zijn werk al gekopieerd en zijn naam groeit zelfs uit tot merknaam, waardoor zijn schilderingen in grijs (grisaille) als ‘Witjes’ bekend staan. Maar naast deze bedrieglijk echt lijkende marmerschilderingen die hem ver na zijn dood wereldfaam oplevert, is het oeuvre van de kunstenaar groter dan dat. Hij maakt ook vele schilderijen en tekeningen die zeer gewild zijn bij kunstverzamelaars. En met zijn zaal-, deur-, schoorsteen- en plafondstukken (schilderijen) verfraait hij vele zalen van stadspaleizen en buitenplaatsen in de lichte modieuze rococostijl. Zijn uitzonderlijke schilderstijl en techniekbeheersing van de schilderijenensembles geven de zalen een bijzonder ruimtelijk en klassiek effect, die als indrukwekkend en statusverhogend wordt beschouwd.

Zaalstukken in Paleis Huis ten Bosch

Zo schildert Jacob de Wit in 1749 voor Stadhouder prins Willem IV (1711-1751) twee grote toog/zaalstukken ter verfraaiing van de nieuwe eetzaal van Paleis Huis ten Bosch in Den Haag. In 1734 was het buiten door architect Daniël Marot uitgebreid met twee nieuwe vleugels. Tot op de dag van vandaag zijn deze schilderijen hier bewaard gebleven, naast twee andere Witjes; De allegorie op de jacht uit 1738 en De allegorie op de vrijheid en/of goed bestuur uit 1736. Deze twee witjes zijn waarschijnlijk later door Koningin Sophie (1818-1877) aan de eetzaal toegevoegd en mogelijk afkomstig uit het interieur van buitenplaats Huis de Voorst in Eefde waarvan het gehele interieur in de 19de-eeuw werd geveild. Zie voor meer interieurfoto’s ook de link Paleis Huis ten Bosch

Zzaalstuk Meleager en Atalante in grisaille in de eetzaal Paleis Huis ten Bosch, Jacob de Wit 1749, foto Rijksvastgoedbedrijf Den Haag

Doordat de rococostijl in de loop van de eeuwen populair bleef, raken Jacob de Wit zijn plafonds en wandschilderijen wereldwijd verspreid. In de 19de- en 20ste-eeuw worden namelijk hele kamers uit grachtenhuizen gemonteerd inclusief stucwerk, lambrisering en schilderijen en herplaatst als speciale rococo eetzaal of salon (dining room of drawing room) in bestaande of nieuwgebouwde stadspaleizen, villa’s, buitenplaatsen en paleizen. Ook worden Jacob zijn schilderijen gekocht en verzameld via de kunsthandel om ze te herplaatsen in speciale rococo-stijlkamers in Europese en Amerikaanse buitens.

Geveild plafond Phaeton’s zonnerit in Waddesdon Manor

Een voorbeeld hiervan is Waddesdon Manor in Aylesbury in Buckinghamshire (GB), een nieuw buiten uit 1877-1883 dat in opdracht van Baron Ferdinand de Rothschild (1839-1898) werd gebouwd. Het diende als buitenplaats voor in de zomermaanden om Londen te ontvluchten en hier familie en vrienden te ontvangen en bijzondere feesten te geven. Baron De Rothschild kocht op een veiling het plafondstuk Phaeton's zonnerit, uit 1741. Jacob de Wit schilderde het plafond voor het huis van de doopsgezinde koopman Isaac Verhamme (1711-1774) in Haarlem aan de Oude Gracht 66. Het ontwerp van het plafond bevindt zich in het Kupferstichkabinett in Berlijn. Omstreeks 1877 zal het plafond waarschijnlijk zijn verwijderd om vervolgens geveild te worden. Het plafondschilderij werd voor de herplaatsing in de Red Drawing Room verdoekt, waarbij het vierpasontwerp werd vergoot en bijgeschilderd tot een rechthoekig formaat. Het plafond bevindt zich sindsdien in het Waddesdon Manor dat nu in het bezit is van National Trust. Zie voor de historie de link Waddesdon Manor . Een bijzonder voorbeeld van de verspreiding van Jacob zijn grote oeuvre, die nog in vele particuliere huizen, stadspaleizen, buitens en villa’s in binnen- en buitenland wachten op herontdekking. Zie voor het gehele artikel uit het Monumentaal magazine hieronder aan de button.

Plafondstuk Phaeton’s zonnerit, olieverf op doek, Jacob de Wit 1741, Red Drawing Room Waddesdon Manor National Trust, foto National Trust, John Bigelow Taylor

Publicatie De Telegraaf dinsdag 29 maart 2022

Na 2 jaar (Corona)uitstel is nu eindelijk de expositie met 5 stadswandelingen ‘Jacob de Wit, Op zoek naar een vergeten meester-schilder!’ van start gegaan!

Kom in april naar de Amstelkerk in Amsterdam en maak kennis met de bijzondere geschiedenis van de ooit zeer beroemde 18de-eeuwse meester-schilder Jacob de Wit (1695-1754). En maak verschillende wandelingen door de stad langs de panden en ontdek zijn vele werken in musea, kerken en stadspaleizen. Zoals in de huiskerken; de Begijnhofkerk, De Duif, de Mozes en Aäronkerk en De Papegaai. En in musea zoals; Museum Ons’ Lieve Heer op Solder, Fotografiemuseum Huis Marseille, Museum Willet-Holthuysen, Museumhuis Bartolotti, het Rijksmuseum en het Koninklijk Paleis op de Dam.

Publicatie De Telegraaf dinsdag 22 februari 2022

Op de pagina Historie van De Telegraaf een artikel van Thea Detiger over de Schuurkerk in de Amsterdamse wijk De Pijp en de altaarstukken van Jacob de Wit. Een bewerking van onderstaand artikel van de nieuwsbrief van stichting Jacob de Wit 2020.

En met de primeur van de start van de expositie ‘Jacob de Wit, op zoek naar een vergeten meester-schilder!’ van 29 maart t/m 30 april 2022 in de Amstelkerk van Stadsherstel Amsterdam.

De bijzondere geschiedenis van een verdwenen schuurkerk met altaarstukken van Jacob de Wit

Jacob de Wit kreeg als meester-schilder veel opdrachten van katholieke kerken. In dit artikel wordt de bijzondere geschiedenis van een verdwenen schuurkerk beschreven waarvoor Jacob twee altaarstukken maakte, waaronder ‘Aanbidding der Herders’ die Jacob bijna 300 jaar gelden schilderde.

Aanbidding der Herders, olieverf op doek 140 x 105 cm, 1726, collectie Museum Ons’ Lieve Heer Op Solder, Amsterdam

Op zondag 19 december 2021, was het precies 326 jaar gelden dat Jacob de Wit werd gedoopt in de katholieke huiskerk ‘Het Vrededuifje’ aan de Kerkstraat 173 te Amsterdam. Jacob zou in zijn verdere leven, als beroemd meester-schilder, voor vele katholieke kerken in Nederland schilderijen maken. Van deze groep kerken valt één kerk op met een bijzonder verhaal, de schuurkerk ‘Achter den Pauwentuin’ en later de ‘Heilige Willibrordus Buiten de Veste’. De in de Binnendijkse Buytenveldse polder gelegen schuurkerk werd in 1871 verruild door een nieuwe kerk met kathedraal aspiraties aan de Amstel, die echter vroegtijdig werd gesloopt. De twee speciaal voor de schuurkerk gemaakte schilderijen van Jacob de Wit zijn tot op de dag van vandaag bewaard gebleven.

Een katholieke schuurkerk in de Binnendijkse Buytenveldse polder

Het buitengebied van Amsterdam kenmerkte zich vroeger door de vele omringende polders waaronder de Binnendijkse Buytenveldse polder die binnen de dijken langs de rivieren de Amstel en de Schinkel lag, ten zuiden van de door vestingwerken omgeven stad. De polder is in de loop van de 19-de eeuw geheel volgebouwd met woonwijken nadat het gebied in 1896 en in 1921 door de gemeente Amsterdam werd geannexeerd. Hier bevinden zich nu onder andere de woonwijken Oud-Zuid, De Pijp en Rivierenbuurt.

Detail van kaart: de 'wydvermaarde en beroemde koopstad Amsteldam met d’omleggende landen', door Gerrit Drogenham, gegraveerd Daniël Stopendaal door N. Visser. Heruitgave door R. & J. Ottens (Amsterdam, ca. 1750). coll UVA Allard Pierson

De polder werd in 1634 aangelegd met afwateringssloten en poldermolens en werd gebruikt als weide- en (moes)tuingebied. De boerderijen bevonden zich langs de Amstel en de Schinkel net als de buitenplaatsen, herbergen en pleziertuinen met tuinkoepels. Daarnaast was er ook industrie te vinden zoals vele katoendrukkerijen en kruit- en houtzaagmolens. De tuinderswoningen stonden verspreid in het poldergebied bij de vele tuinderijen die zich aan voetpaden of sloten bevonden. Door middel van groenteschuiten werden de producten van de tuinderijen naar de markt in de binnenstad vervoerd.

Detail van kaart van Amsteldijk met herbergen, buitenplaatsen etc., door E. Florijn, 1779 Stadsarchief Amsterdam, collectie Atlas Splitgerber

Achter de tuin van buitenplaats en herberg De Pauwentuin

De eerste schuurkerk die werd opgericht voor de boeren en tuinders van de Binnendijkse Buytenveldse polder stond verscholen achter de huizen langs de Amstel. Deze was gelegen aan het Hoedemakerspad (nu Van Ostadestraat 423), die uit kwam op de Amsteldijk. Een houten schuurkerk was de goedkoopste kerkvorm voor kleine kerkgemeenschappen.

De drie huizen aan de Amsteldijk en herberg De Pauwentuin (met toren) door Mathijs Pool ca 1715 collectie Stadsarchief Amsterdam

De schuurkerk die achter de drie huizen aan de Amsteldijk stond, lag ten zuiden van de tuin van de buitenplaats De Pauwentuin, nu Amsteldijk 38, hoek Sint Willibrordusstraat. De naam van de kerk verwees duidelijk naar deze locatie ‘Achter den Pauwentuin’.

Vissers aan de Amstel te Amsterdam met rechts het buiten 'De Pauwentuin', olieverf op doek 25,4 × 50,5 cm door Arent Arentsz ca 1625 -1630 Rijksmuseum Amsterdam.

Het buiten was rond 1605 gebouwd door de katholieke zeepfabrikant Laurens Jansz Spiegel (1575-1623). De buitenplaats met uitgestrekte tuinen kwam via zijn dochter Hillegonda Spiegel (1599-1677) in handen van haar man, koopman en schepen van de stad Amsterdam Michiel Reiniersz Pauw (1590-1640). Het is waarschijnlijk dat de katholieke Hillegonda en haar familie een rol hebben gespeeld in de bouw van een schuurkerk voor de statie, rond 1630 op het terrein van hun buitenplaats. Na de dood van Hillegonda in 1677 werd het buiten met de tuinen door de familie verkocht en werd het een herberg die bekend stond als ‘de tuin van Pauw’ met volières, kaatsbaan en de (uitkijk)toren.

Kaart van Amsterdam met de Amstel en op voorgrond herberg De Pauwentuin, door Adolph van der laan , Leth, Andries prent 1726-1728

De schuurkerk werd rond 1705 verlaten door ontevreden kerkleden die niet achter de nieuwe hervormingsbeweging (Jansenisme) van hun pastoor Johannes van Heumen stonden, die juist de macht van de Paus binnen de katholieke kerk wilde terugdringen. De beweging leidde uiteindelijk tot de oprichting in 1724 van de Oudkatholieke kerk in de Republiek. De kerkleden van de statie ‘Achter den Pauwentuin’ gingen op zoek naar een nieuwe schuurkerk.

StatieAchter den Pauwentuin’ of Heilige Willibrordus Buiten de Veste

Doordat het katholieke geloof vanaf 1581 was verboden in de Republiek werden katholieke geloofsgemeenschappen als staties of missieposten aangeduid. Pas in 1853, toen het katholieke geloof officieel werd toegestaan, werden de katholieke staties omgevormd naar parochies. De missiepost of statie ‘Achter den Pauwentuin’ in de polder was gewijd aan de heilige Willibrordus, net als de statie ‘Het Vrededuifje’ aan de Kerkstraat, de doopkerk van Jacob de Wit. Voor het onderscheid werd de statie van de schuurkerk als ‘Heilige Willibrordus Buiten de Veste’ (buiten de vesting Amsterdam) aangeduid en de statie het ‘Vrededuifje’ als de ‘Heilige Willibrordus Binnen de Veste’. Omdat dat de Republiek de katholieken verbood om kerken in eigendom te hebben waren de staties in particulieren handen. Een kerkgemeenschap was in grote mate afhankelijk van de rijke elite van katholieke kooplieden. Zij konden een statie oprichten door een woonhuis, pakhuis of schuur te kopen en deze van een kerkzaal te voorzien. Daarnaast namen ze ook de kosten voor de aanstelling van een priester of pastoor op zich. Ze werden hiermee kerkmeester van de statie en konden zo hun invloed uitoefenen. Door de afhankelijkheid van deze kerkmeesters wisselden de kleine staties vaak van plek, want als bij het overlijden van de eigenaar was de statie afhankelijk van de familie huis verkocht, kwam er vaak een einde aan de huiskerk. Grote staties konden dit voorkomen omdat ze genoeg inkomsten hadden van de kerkleden om zo de huiskerk over te kopen. Het eigendom moest dan wel formeel op naam van een particuliere eigenaar worden gezet, die dan fungeerde als stroman voor de statie.

Foto van schilderij van de 2e schuurkerk statie Heilige Willibrordus Buiten de Veste, maker onbekend ca. 1860 collectie Stadsarchief Amsterdam

De tweede schuurkerk aan het Kuiperspad

Aan één van de sloten in de polder, langs het Kuiperspad (nu Kuipersstraat 70-72), werd rond 1705 een nieuwe schuurkerk gebouwd voor de statie ‘Achter de Pauwentuin’ in de vorm van een turfschuur, om geen aandacht te trekken dat het een schuurkerk betrof. De houten schuur met een rieten dak werd aan de voorzijde van een dakkapel voorzien en later van een kruis voorzien. De kerk was via een ophaalbrug en een loopplank over een brede sloot te bereiken. Aan de achterzijde van de schuurkerk werd later nog een stookplaats aangebouwd, hier werden de kolen en de turven opgestookt om zo de voetstoven van de kerkgangers te verwarmen.

Achter de kerk bevond zich de pastorie aan het Rustenburgerpad (nu Rustenburgerstraat 53-55) die via een sloot met loopplank vanaf de kerk was te bereiken. Deze lag achter de tuinen van de buitenplaats Amstelrust (nu Amsteldijk 61). Aan de achterzijde van de pastorie was in 1792 een kapel aangebouwd, ter ere van pastoor Johannes Onstein, hij was in 1792 na een val van de loopplank, in de sloot achter de kerk verdronken. In deze kapel hing het altaarstuk de ‘Aanbidding der Herders’ van Jacob de Wit en hier werd door de nieuwe pastoor dagelijks de mis voorgelezen en vonden dopen plaats.

Opdrachtgever altaarstukken, Hendrik Graaf van Moens

De rijke koopman Hendrik Graaf van Moens ontfermde zich als overtuigd katholiek over de armen en ook over deze kleine statie. Hij geeft Jacob de Wit in 1726 de opdracht om twee altaarstukken te schilderen voor de schuurkerk; de ‘Aanbidding der Herders’ en ‘Aardse en Hemelse Drie-eenheid’.

Portret van Hendrik Moens (1675-1753) gravure door Philip Endlich 1735-1745 collectie Fries Museum

Hendrik Graaf van Moens (1675-1753) woonde aan de Herengracht 344 en stamde uit een rijk katholiek geslacht. Hij was heer van Ravensberg, Cronenburg, Loenen, Vrijenes, Sluipwijk, enz. In 1724 wordt hij als baron en graaf in de adelstand verheven door keizer Karel VI aartshertog van Oostenrijk. Hij was eigenaar van kasteel Cronenburg te Loenen aan de Vecht en van het Friese buiten Donia State in Burgwerd, die door zijn huwelijk in 1730 met Lucia Emerentia baronesse van Burmania (1710-1740) in zijn bezit kwam. In 1742 wordt hij voor de belasting van de stad Amsterdam aangeslagen als rentenier met een jaarinkomen van 12.000 gulden.

Bij zijn overlijden in 1753 meldt Amsterdammer Jacob Bicker Raye (1732-1772) in zijn dagboek; ‘De oude graaf stond bekend als een vriendelijk, gedienstig en goedaardig man en honderden menschen, principaal de armen van de Roomsche Religie, verloren veel aan hem’

Altaarstuk Aardse en Hemelse Drie-eenheid Doek 140 x 105 cm , 1726, collectie Museum Ons’Lieve Heer Op Solder, Amsterdam

De altaarstukken

Dankzij de opdracht van Hendrik Graaf van Moens schilderde Jacob de Wit twee bijzondere altaarstukken voor de statie. In het altaarstuk de ‘Aanbidding der Herders’ zien we Jozef staande naast de zittende Maria die het laken optilt om de slapende Jezus in de kribbe te tonen aan de aanbiddende herders. Het altaarstuk diende voor het hoogfeest van de Geboorte des Heren, kerstmis, de viering van de geboorte van Jezus Christus.

In het altaarstuk ‘Aardse en Hemelse Drie-eenheid’ zijn Jozef en Maria lopend met zoon Jezus Christus als heilige (aardse) familie afgebeeld. Daarnaast vormt de aardse Zoon Jezus met de in de hemel geschilderde Heilige Geest (de Duif) en de Vader, de Heilige Drie-eenheid; God in drie personen. Het altaarstuk diende voor het feest van de Heilige Drie-eenheid, Trinitatis, dat de zondag na Pinksteren wordt gevierd en benadrukt dat Jezus God én mens is.

In vergelijking met Jacob zijn andere altaarstukken zijn de twee schilderijen veel kleiner van formaat. In hoogte en breedte zijn ze namelijk de helft kleiner dan de andere altaarstukken die hij voor huiskerken maakte. Jacob heeft het formaat van de schilderijen aangepast aan de beperkte beschikbare ruimte en hoogte in de lage schuurkerk. Doordat Jacob de Bijbelse voorstellingen in een rurale setting heeft geschilderd, sloten ze zo ook goed aan bij de beleving van de toenmalige kerkgangers van de statie in het poldergebied buiten Amsterdam.

Tekening schuurkerk aan het Kuiperspad (nu Kuipersstraat 71-73 De Pijp) Amsterdam, Binnendijkse Buytenveldse polder ca. 1872, collectie Stadsarchief Amsterdam

Van schuurkerk naar een kruisbasiliek van 3 Cuypers architecten

In 1856 wordt pastor Johannes Wubbe aangesteld. Hij maakt plannen om de bouwvallige en te kleine schuurkerk te vervangen door een nieuwe kerk. Hij vraagt in 1857 aan de jonge Pierre Cuypers een ontwerp te maken voor een driebeukige kruisbasiliek met vieringtoren en hoektorens, naar voorbeeld van de Franse kathedraalarchitectuur. Er wordt een perceel land gekocht dat net ten noorden van de eerdere herberg De Pauwentuin ligt, aan de Amsteldijk 36 op de hoek van de latere Ceintuurbaan. Naast de kruisbasiliek wordt er op het gehele perceel, dat van de Woustraat tot aan de Amsteldijk loopt, een plein en een processiepark gepland.

De eerste fase start in 1871 en in 1873 is het koor van de kerk gereed. Voor de financiering van de bouw wordt de schuurkerk afgebroken en als bouwgrond verkocht. Op het perceel worden drie woonhuizen gebouwd aan het Rustenburgerpad en later ook drie woningen aan het Kuiperspad. Ook de achterliggende pastorie wordt verkocht en gesloopt en op deze plek wordt de Melkinrichting De Dageraad gebouwd. Echter, de opbrengst hiervan is niet voldoende zodat de parochie de grond, voor het geplande plein en processiepark, aan de gemeente verkoopt. De gemeente koopt de grond voor 120.000 gulden en bebouwt het terrein met woonhuizen. Vervolgens kan de bouw van de kerk met het schip en dwarschip in 1890 starten volgens het ontwerp van Joseph Cuypers (1861-1949), de zoon van Pierre Cuypers. In 1897 wordt deze bouwfase afgerond.

Amstel en Amsteldijk gezien naar het westen met links de onvoltooide parochiekerk van de H. Willibrordus Buiten de Veste, Amsteldijk 36, vervaardiger onbekend, ca 1903, collectie Stadsarchief Amsterdam.

Echter de kerk was nog steeds niet voltooid, het zou tot 1923 duren voordat de geplande vieringtoren wordt gerealiseerd. Dit kon dankzij een gift van een parochielid die zich uitermate stoorde aan de niet afgebouwde kerk. Het ontwerp werd geleverd door de derde Cuypers; kleinzoon Pierre jr. (1891-1982). De vieringtoren kwam in 1924 gereed en hiermee was de bouw na 53 jaar afgerond. Aan de Amsteldijk was een kerkelijk complex van formaat gerealiseerd, met een kruisbasiliek, pastorie en schoolgebouw.

De voltooide H. Willibrorduskerk op 14 mei 1962, foto c, archief Dienst Ruimtelijke Ordening, collectie Stadsarchief Amsterdam

De laatste Heilige mis

De twee altaarstukken van Jacob de Wit verhuisden in 1871, na 145 jaar in de schuurkerk en de pastorie te hebben gehangen, mee naar de nieuwe Willibrorduskerk. Hier zouden ze echter maar 95 jaar hangen omdat de nieuwe kerk in de jaren 60 van de twintigste eeuw bouwkundige gebreken vertoont, die voornamelijk door de vieringtoren worden veroorzaakt. De drie generaties Cuypers-architecten hebben helaas niet tot een goede bouwkundige drie-eenheid kunnen komen. Door het beperkte bouwbudget en de lange bouwtijd hebben de architecten veel concessies moeten doen, die de uiteindelijke kwaliteit van de uitvoering niet ten goede is gekomen. Doordat de kerk niet als Rijksmonument beschermd was, was er geen mogelijkheid voor restauratiesubsidies en door het teruglopende aantal parochianen en de slechte bouwkundige staat werden de onderhoudslasten te hoog. In 1966 wordt de laatste Heilige mis in de Sint Willibrorduskerk opgevoerd.

In 1968 wordt schrijver Godfried Bomans gefilmd tijdens een interview in de Sint Willibrorduskerk waarvan het interieur al grotendeels leeg is gehaald. Het interview gaat over religie, vernieuwing en afbraak binnen de Rooms Katholieke Kerk. Ook worden er historische filmbeelden van de kerk uit 1923 getoond.

Foto van het gesloopte koor en dwarsschip van de H. Willibrorduskerk, door J.M. Arsath Ro'is, 10 feb 1971, collectie Stadsarchief Amsterdam

Van een kerk in neogotische stijl naar de een kerk in structuralistische stijl

Het lot van de Sint Willibrordus kerk is bezegeld en tussen 1970 en 1971 wordt het gehele complex gesloopt. Door een speciale en snelle actie van bezorgede burgers kan het Adema-orgel uit 1921 nog worden gered en later herplaatst worden in de Kathedrale Basiliek St. Bavo in Haarlem. De plek van het complex van de H. Willibrorduskerk aan de Ceintuurbaan zal tot eind jaren tachtig van de twintigste eeuw onbebouwd blijven, tot de bouw van het verzorgingstehuis Tabitha (nu Amstelhuis) aan de Amsteldijk. Het achterliggende terrein is onbebouwd gebleven en doet nu dienst als speelveld.

Foto exterieur H. Willibrorduskerk door Frans Busselmans 1988, collectie Amsterdams Stadsblad, Stadsarchief Amsterdam

In 1969 verhuist de parochie naar een nieuwe moderne kerk, die aan de Van Ostadestraat 270 in de tuin van het Zusterklooster werd gebouwd. Het nieuwe kerkgebouw (zonder toren) wordt in opdracht van de parochie ontworpen door architect Joop van Stigt (1934-2011) in de moderne structuralistische bouwstijl. Het kenmerkt zich met een geometrische plattegrond en met gebruik van veel beton, stalen kozijnen, draadglas en een extern trappenhuis. Het kerkgebouw wordt daarnaast ook als wijkcentrum ingericht voor activiteiten in de wijk. De altaarstukken van Jacob de Wit verhuisden natuurlijk mee en kregen een plek naast het altaar in de nieuwe kerk.

Foto interieur met altaar H. Willibrorduskerk, links de twee altaarstukken van Jacob de Wit, door Martin Alberts fotodienst Stadsarchief, 23 juni 1993, collectie Stadsarchief Amsterdam

De Sint Willibrorduskerk blijft tot 1994 op deze plek, hierna gaat de parochie H. Willibrordus Buiten de Veste samen met de parochie Onze-Lieve-Vrouwe Koningin van de Vrede, die in de Vredeskerk aan de Pijnackerstraat 9 in De Pijp kerkt. De Sint Willibrorduskerk wordt daarna verhuurd, De kerk is in eigendom van het Bisdom Haarlem en de gemeente Amsterdam heeft de Sint Willibrorduskerk beschermd als gemeentelijke monument.

Foto altaarstuk Aardse en Hemelse Drie-eenheid in Museum Ons Lieve Heer op Solder, Stg Jacob de Wit

Altaarstukken in huiskerk Museum Ons’ Lieve Heer op Solder

De twee altaarstukken van Jacob de Wit hebben in hun bijna 300-jarig bestaan in verschillende kerken gehangen; twee schuurkerken, een kapel, een neogotische kruisbasiliek, een structuralistische nieuwbouwkerk om te eindigen in een 17de-eeuwse huiskerk binnen de Veste Amsterdam; het Museum Ons’ Lieve Heer op Solder. De plek, aan de Oudezijds Voorburgwal 40, waar Jacob de Wit in 1716 zijn eerste altaarstuk ‘De Doop van Christus in de Jordaan’ schilderde.

Auteur: Drs. Henk Atze Dijkstra, kunst- en architectuurhistoricus, is oprichter en voorzitter van Stg. Jacob de Wit die zich als doel stelt het werk van meester-schilder Jacob de Wit (1695-1754) bij een zo groot mogelijk publiek onder de aandacht te brengen. Tevens is hij directeur van het Dinamo Fonds in Den Haag. Geraadpleegde bronnen; G. van den Hout en R. Schillemans (red), Putti en Cherubijntjes. Het religieuze werk van Jacob de Wit (1695-1754), Tent.cat. Museum Amstelkring, Ons’Lieve heer op Solder, Amsterdam 1995; M. Reyners, Toen het Oude Kerkje van Pastor Wubbe nog bestond, Amsterdam 1925; T. Kuiers e.a., Bijdragen voor de geschiedenis van het Bisdom van Haarlem 17de deel, Haarlem 1891; Jacob Bicker Raye, Het dagboek van Jacob Bicker Raye (1732-1772), 2e druk Amsterdam 1939;Youtube; Reliwiki.nl; BuitenplaatseninNederland.nl, A. Speelman en Stadsarchief Amsterdam.

Kalkmarkt 7: een Amsterdams katholiek netwerk

Aan de hand van deze bewonersgeschiedenis van Kalkmarkt 7 wordt duidelijk dat de katholieke Amsterdammers in de achttiende eeuw een omvangrijk netwerk van kooplieden, religieuze leiders, kunstenaars en ambachtslieden vormden en zo sterk met elkaar waren verbonden.

Het grachtenpand aan de Kalkmarkt 7 heeft een bijzondere geschiedenis. Stadsherstel kreeg het pand in 1977 geschonken door Elisabeth Neideck. Haar vader had het pand in 1897 gekocht. Mevrouw Neideck was zelf kinderloos gebleven; sinds 1938 werd het pand verhuurd aan de Boekbinderij van Waarden, een oud Amsterdams bedrijf, opgericht in 1840 door Johannes Alexander van Waarden. Mevrouw Neideck stelde in haar testament als voorwaarde voor de schenking dat de boekbinderij er nog twintig jaar zou mogen blijven. 

Kalkmarkt 7, foto collectie StichtingJdW

Kalkmarkt 7, foto collectie StichtingJdW

Na die 20 jaar startte Stadsherstel in 1999 met de restauratie. Ondanks het feit dat het huis dus jarenlang als woonhuis voor de familie van Waarden en als bedrijfspand was gebruikt en er nog overal zware drukmachines stonden en er grote hoeveelheden papier lagen, bleek Kalkmarkt 7 vol bijzondere oude stijlkenmerken te zitten - en zelfs echte verrassingen. De gang zit vol prachtig stucwerk; de deur- en plafondlijsten in de voorkamers op de bel-etage en eerste verdieping zijn voorzien van fraai houtsnijwerk. De voorkamer heeft nog een betimmering en een ovaal stucplafond met zware lijsten de jaren ’30 van de achttiende eeuw.Vanaf hier leiden dubbele deuren naar de achterkamer. In het achterhuis is nog iets over van een achttiende-eeuwse keuken waarvan de kastenwand een bedstede bevatte.

Boven de schouw in het achterhuis bleek een groot schilderij te zitten met een Bijbelse voorstelling. Het schilderij werd herkend als een vroeg werk (1715) van de Amsterdamse schilder Jacob de Wit (1695-1754). Hoe kwam een schilderij van deze beroemde achttiende-eeuwse en katholieke schilder in het achterhuis van de Kalkmarkt terecht?

De genezing van de lamme van Bathseba, Jacob de Wit 1715, foto collectie StichtingJdW

De genezing van de lamme van Bathseba, Jacob de Wit 1715, Stadsherstel Amsterdam, foto collectie Stichting JdW

Het grachtenhuis met pakzolder aan de Kalkmarkt 7 werd omstreeks 1646 als koopmanshuis gebouwd op het nieuwe Waalseiland. Dit eiland werd aangelegd in het verzande deel van de haven aan het IJ. Aan de oostzijde van het nieuwe eiland ontstond een kleine haven die Kalkmarkt werd genoemd: dit werd de plaats waar de Friese kalk- en steenschippers tot aan het einde van de 18de eeuw hun ladingen aan wal en naar de markt brachten. De eerste eigenaar in 1646, Cornelis Corneliszn, was een steenkoper; het huis heette toen ‘Het Wapen van Franeker’.

In 1713 wordt de katholieke steenkoper Cornelis Hendriksz van den Idsert (1657-1732) de nieuwe eigenaar. Cornelis bezat al sinds 1686 een huis op het Waalseiland in de achtergelegen Schippersstraat dat ‘de Stad Hoorn’ heette. Hij was in 1703 door de burgemeesters en de vroedschap van Amsterdam als (goederen)makelaar aangesteld. Makelaars waren in de 18de-eeuw belangrijke toezichthouders op de goederenmarkt. Zij zorgden ervoor dat de handel gereguleerd werd met vastgestelde prijzen. Van den Idsert kon aan de Kalkmarkt direct toezicht houden op de steen -en kalkmarkt voor zijn huis. Dat de zaken goed gingen blijkt uit de transportakten in het Stadsarchief: hij kocht in 1715 nog eens twee panden. Eén in het Keizerrijk en één in de Gasthuismolensteeg, beide nabij de Spuistraat. 

In 1715 gaf Van den Idsert de jonge schilder Jacob de Wit, die net zijn opleiding in Antwerpen had afgerond, de opdracht voor een schilderij met Bijbelse voorstelling voor zijn huis aan de Kalkmarkt. De schildering stelt één van de wonderen voor die Jezus verrichtte, ‘De Genezing van de Lamme te Bethesda’. De Wit heeft zich voor de compositie deels gebaseerd op een soortgelijke tekening van schilder Anthony van Dijck (1599-1641) uit 1618. 

Hij portretteerde Jezus en de Lamme voor de zogenaamde Schaapspoort van de badinrichting Bethesda te Jeruzalem. Men geloofde dat er af en toe een engel neerdaalde in het bad; degene die daarna het eerst een bad nam, werd genezen. Een kreupele man zat al 38 jaar op dat wonder te wachten toen Jezus langs kwam. Hij liep op de man toe en vroeg: ‘Wil jij gezond worden?’ De man klaagde dat als het water ‘in beweging kwam’ er niemand was om hem naar het bad te brengen. Hij was daardoor altijd te laat om het mirakel te ervaren. Jezus zei daarop: ‘Sta op, neem uw beddeken op en wandel’. Terstond werd de man gezond en kon weer lopen. (Joh.5: 8)

Detail schilderij met links het portret Cornelis van den Idsert (1657-1732)

Detail schilderij met links het portret Cornelis van den Idsert (1657-1732)

In de voorstelling van Jacob de Wit bevindt zich tussen de getuigen één persoon die gezien zijn kleding en kapsel niet past bij de overige figuren. Hij kijkt als enige naar je als beschouwer. Deze persoon zou de dan 58-jarige opdrachtgever Cornelis van den Idsert kunnen zijn. Dat hij zich laat afbeelden als ‘toezichthouder’ van Jezus’ wonder is misschien een indirecte verwijzing naar zijn beroep als makelaar. 

Over de relatie tussen De Wit en Cornelis van den Idsert is nog veel onduidelijk. Hopelijk kan onderzoek naar de ontwerptekeningen van Jacob de Wit meer informatie opleveren over het opdrachtgeverschap van de familie Van den Idsert. 

Het schilderij werd schoongemaakt, gerestaureerd en overgebracht naar de huiskerk ‘De Hoop’ in Diemen.

De keuze voor het schilderij in het achterhuis zou passen bij het verschijnsel dat in deze tijd bij veel katholieke families speciale ruimtes in hun panden werden bestemd voor persoonlijke devotie, zoals bijvoorbeeld de huiskapel van de familie Cromhout aan de Herengracht. Jacob de Wit had na zijn terugkeer naar Amsterdam in 1715 veel katholieke opdrachtgevers. Zo maakte hij altaarstukken voor de huiskerken ’t Hart (Ons’ Lieve Heer op Solder) aan de Oudezijds Voorburgwal (1716) en voor de Mozes en Aaron kerk aan de Jodenbreestraat (1715). Voor het laatste altaarstuk werkte hij samen met de katholieke beeldhouwer Anthonie Turck (1668-1725), die de materialen voor het nieuw te bouwen hoofdaltaar voor de Mozes en Aaronkerk aanleverde. Bijzonder was dat Jacob de Wit ook het hoofdaltaar ontwierp en Turck zijn ontwerp uitvoerde.

Detail portret van opdrachtgever Cornelis van den Idsert

Detail portret van opdrachtgever Cornelis van den Idsert

Toen Cornelis van den Idsert begin 1732 stierf werd Kalkmarkt 7 eigendom van zijn zoon Hendrik (1690-1746). Hij was net als zijn vader steenkoper en werd uiteindelijk in 1746 ook als makelaar aangesteld. Hij trouwde in 1718 met Catharina Hartman (1692-1754) die familie was van de stichter van de huiskerk ’t Hart. Hendrik en Catharina lieten het huis omstreeks 1730 compleet vernieuwen. De gehele gang werd verfraaid met marmer en stucwerk. De marmeren platen zijn van eenzelfde stuk marmer gezaagd en zo gelegd dat het lijkt alsof ze gespiegeld zijn. Het stucwerk bestaat uit lijsten met acanthusbladeren en schelp- en bloemmotieven. De overgang van het voorste deel van de gang naar het smallere achterste deel wordt gemaskeerd door een bijzonder stukje stucwerk: het lijkt alsof de plooien van een draperie over de hoek heen zijn geschikt. Aan het eind van de gang is het alliantiewapen, met de wapenschilden van Hendrik Idsert en Catharina Hartman, dat door twee putti wordt gedragen.

Alliantiewapen in stucwerk familie Van den Idsert en familie Hartman, foto collectie Stichting JDW

Het ontwerp van het alliantiewapen en het stucwerk komt sterk overeen met het ontwerp van het stucwerk in het pand Herengracht 520, dat door de katholieke beeldhouwer en stucwerker Ignatius van Logteren (1686-1732) in 1726 is uitgevoerd. Hij kreeg zijn opleiding van Anthonie Turck, zijn zwager: Ignatius was getrouwd met Turcks zuster Hendrica (1683-1751). Ignatius werkte sinds 1719 veel samen met Jacob de Wit bij de vernieuwing en verfraaiing van diverse grachtenpanden. Zij deden dat met een ‘bouwploeg’ van andere veelal (katholieke) ambachtslieden, zoals schilder en architect Isaac de Moucheron. Ook de zoon van Ignatius, Jan van Logteren (1709-1745) werkte samen met Jacob. Vader en zoon Van Logteren en De Wit stonden bij de bemiddelde Amsterdamse opdrachtgevers bekend als de absolute meesters op hun vakgebied, waarbij Jacob de Wit met zijn vele plafondstukken en schouwstukken de hoofdrol kreeg. Het is aannemelijk dat ook de nu lege houten plafondlijsten in het huis op de Kalkmarkt ooit met plafondstukken van Jacob de Wit verfraaid zijn geweest. 

Het huis bleef in ieder geval tot 1773 in de familie Van den Idsert. In dat jaar werd de man van Maria Cornelia van den Idsert (1719-1779), Henricus van Wijngaarden (1727-1795) voor de grondbelasting aangeslagen. De laatste nakomeling van de familie was Maria Theresia Thijssen-Ten Sande, (1803-1877) weduwe van dr. Henricus Thijssen  (1787-1830). Zij was van 1841 tot 1877 regentes van het katholieke Maagdenhuis. Het is onbekend of het pand bij haar dood nog in haar bezit was.

Stadsherstel Amsterdam heeft na de restauratie diverse appartementen in het grachtenpand gerealiseerd. Het schilderij heeft een mooie plek in de in de schuilkerk te Diemen gevonden en is hier te bezichtigen.


Een deel van dit artikel verscheen eerder in het tijdschrift ‘Ons Amsterdam’ in juni 2019 en kwam samen met Stella van Heezik , Hoofd Fondsenwerving en Communicatie Stadsherstel Amsterdam tot stand.

Auteur Drs. Henk Atze Dijkstra, kunst- en architectuurhistoricus, is oprichter en voorzitter van Stg. Jacob de Wit die zich als doel stelt het werk van meester-schilder Jacob de Wit (1695-1754) bij een zo groot mogelijk publiek onder de aandacht te brengen. Tevens is hij directeur van het Dinamo Fonds in Den Haag.

Geraadpleegde bronnen: P.M. Fischer en E. Munnig Schmidt, Ignatius en Jan van Logteren, beeldhouwers en stuckunstenaars in het Amsterdam van de 18de eeuw, Alphen aan den Rijn, 2005; J. Boonstra en G. van den Hout (red.), In de wolken: Jacob de Wit als plafondschilder, Amsterdam, 2000; G. van den Hout en R. Schillemans (red) Putti en Cherubijntjes. Het religieuze werk van Jacob de Wit (1695-1754), Tent.cat. Museum Amstelkring, Ons’Lieve heer op Solder, Amsterdam 1995. A . Staring., Jacob de Wit 1695-1754, Amsterdam 1958.