Jacob de Wit maakte naast vele schilderijen voor grachtenhuizen ook veel schilderijen voor buitenplaatsen in Nederland en daarbuiten. In dit artikel voor Open Monumentendag Amsterdam wordt de geschiedenis van de vele verdwenen buitenplaatsen beschreven. Bij een aantal Amsterdamse buitenplaatsen was kunstenaar Jacob de Wit ook betrokken.
Een Banpaal en het buiten Tulpenburg, Amsteldijk-Noord ter hoogte van nummer 56 in Amstelveen, 1736 prent door Jan Punt (1711-1779) leerling van Jacob de Wit, collectie Stadsarchief Amsterdam: tekeningen en prenten
De drang naar buiten; herbergen, pleziertuinen en buitenplaatsen in Amsterdam
In de 17de eeuw groeit Amsterdam uit als een van de belangrijkste handels- en industriesteden van Europa en van 1578 tot 1665 vonden vier grote stadsuitbreidingen plaats. De nieuwe stadsdelen werden beschermd door de opgeworpen stadswallen. Veel gebouwen die zich eerst aan de buitenrand van de stad bevonden, zoals boerderijen en herbergen werden afgebroken om plaats te maken voor de nieuwe grachten en straten. Een uitzondering vormde het buitengebied de Jordaan, deze werd geheel met bestaande gebouwen en verkaveling bij de stad gevoegd. De stadspoorten vormden de enige toegang tot de stad en sloten elke avond het buitengebied af. Bij de poorten en halteplaatsen van veerdiensten ontstonden diverse veerhuizen en herbergen met pleziertuinen. Het buitengebied van de stad kenmerkte zich in de 17de en de 18de eeuw door herbergen, (moes)tuinen met tuinkoepels, hofstedes/boerderijen met landerijen, kloostergebouwen, pesthuizen, bleekvelden en vervuilende industrie zoals bronsgieters, kalk- en steenovens en ruim 80 houtzaagmolens die de stad van de nodige bouwmaterialen kon voorzien. Molen De Otter uit 1631 in West is de laatst overgebleven houtzaagmolen van de 80 die ooit in het buitengebied van de stad stonden.
Herbergen, speelhuizen, lolhuizen en (plezier)tuinen
In de stad en in het buitengebied waren diverse herbergen, buurtapperijen, illegale drankhuizen, speelhuizen, lolhuizen en pleziertuinen (‘biergarten’ en theetuinen) met attracties zoals; doolhoven, terrassen, visvijvers, vogelverzamelingen, kaatsbanen en uitkijktorens. De herbergen in de stad dienden als kantoor, trefpunt of vergaderlocatie van diverse beroepsgroepen en kooplieden. Er werden bals en concerten georganiseerd waarvoor men toegang betaalde. In speelhuizen was de muziek gratis en werd er gedanst en kon men prostituees ontmoeten en een kamer boeken. In lolhuizen konden mannen elkaar ontmoeten. Door verscherpt stadstoezicht verdwenen vanaf 1696 vele speelhuizen uit de stad of in de illegaliteit. De lolhuizen werden vanaf 1730 verboden door de ontketende heksenjacht op homo’s (de zgn. Sodomietentenjacht) en verdwenen in de illegaliteit. De stadsbewoners vluchten graag de stad uit voor vertier in de herbergen en pleziertuinen buiten de stad, waar de drank goedkoper was en de moraal vrijer.
Herberg Zeeburg 1762 tekening door Reinier Vinkeles (1741-1816), Stadsarchief Amsterdam, collectie Van Eeghen
Herberg Zeeburg
In de Indische buurt staat de herberg Zeeburg uit 1675, gebouwd nabij het voormalige bolwerk Zeeburg destijds aan de Zuiderzee. De herberg was een overnachtingsplek voor reizigers en handelaren en het was ook een goede aanlegplaats aan de Zuiderzee. Er werd vis aangevoerd maar ook veel vee (varkens, koeien en paarden uit Friesland, Groningen, Hannover en Denemarken) voor de veemarkt van Amsterdam. Het vee werd in de weiden langs de Zeeburgerdijk opgevangen en vetgemest en kon vervolgens over de Zeeburgerdijk naar de veemarkt aan de Amstel bij de Utrechtse poort worden gedreven en daar worden verhandeld. In 1877 verhuisde de veemarkt naar een nieuwe locatie aan de Zeeburgerdijk, dichterbij de herberg. Rembrandt bezocht de herberg meerdere malen en maakte er tekeningen. De herberg had stallen, schuren en een hooiberg. En men kon er gokken op paarden tijdens de paardenrace die op de dijk werd gehouden. In 1896 kwam de herberg door annexatie van het grondgebied van Diemen, voor de bouw van de Indische Buurt, op Amsterdams grondgebied te liggen. Tot 1915 bleef het gebouw als herberg in gebruik en hierna werd het onderdeel van het Gemeentelijk Quarantaine Station, of Quarantaine Inrichting Zeeburg. De herberg werd als kantoor gebruikt en er werden een directie villa en een tiental barakken gebouwd. Later werden in het complex vluchtelingen opgevangen. Na 1945 diende het complex als Noodziekenhuis Zeeburg totdat het in 1975 nieuw gebouwde Slotervaartziekenhuis werd geopend. De barakken werden gesloopt en de herberg werd gerenoveerd als appartementencomplex. Het is het oudste rijksmonument van de Indische Buurt.
Lusthoven en hofstedes, buitens buiten de stad
Aan de randen buiten de stadswallen was het zomers goed toeven omdat er minder stankoverlast was. Net buiten de stad werden vanaf de 17de eeuw veel privétuinen of lusthoven met een tuinkoepel aangelegd waarin de gegoede burgers bezoek konden ontvangen. In de lusthoven was er tijd voor ontspanning met muziek, (kaart)spellen en ander vertier waarnaast thee, koffie en chocolade ook de wijn rijkelijk vloeide. Door de toegenomen welvaart was het ook interessant om als belegging een boerderij/hofstede buiten de stad te kopen, die verhuurd kon worden. Boerderijen langs de rivieren Amstel, Gein, Angstel en de Vecht maar ook langs kanalen zoals de Haarlemmertrekvaart waren voor de Amsterdamse notabelen en kooplieden een goede investering. De boer hield toezicht op het bezit, bewerkte de akkers, de(fruit)boomgaarden en hield vee op de weilanden. Naast de pacht leverde het bezit ook vele landbouwproducten op. Ook kon de eigenaar in de zomer tijdelijk in het voorhuis van de boerderij verblijven. Dit gebeurde in de speciaal ingerichte heerschapskamer, een zomerverblijf in het voorhuis van de boerderij. Deze bestond uit een voorname kamer met bedsteden waarin de rijke stadsbewoner in stijl kon vertoeven en kon logeren.
Hofstede De Vergulde Eenhoorn, Ringdijk Watergraafsmeer
Deze nog bestaande hofstede beschikt nog als voormalige boerderij over zo’n een heerschapskamer. Vanuit dit simpele zomerverblijftype ontstond in de loop van de tijd, naast de boerderij een geheel nieuw herenhuis voor het verblijf van de eigenaar en de familie; de buitenplaats. Het werd een complex van gebouwen met koetshuizen, tuinmanswoningen, oranjerieën, koepels, volières in een prachtige tuinaanleg voorzien van fraaie beeldhouwwerken. De buitenplaatsen werden ook het toneel van huwelijken, het was een plek bij uitstek om gasten te ontvangen en te vermaken. Qua opzet en architectuur leken de buitenplaatsen sterk op de grachtenhuizen. Kunstenaars zoals Jacob de Wit en stucwerkers/beeldhouwers Ingnatius en Jan van Logteren verfraaiden de vele tuin- en koepelzalen met hun schilderijen en stucwerk, net zoals in de grachtenhuizen.
De Hofstede De Vergulden Eenhoorn te Watergraafsmeer, foto 1953-1997, collectie Stadsarchief Amsterdam, foto’s
De Watergraafsmeer, nieuw polderland met boerderijen en buitenplaatsen
In de 17de eeuw werden diverse meren ingepolderd, zo ook het Watergraafsmeer in 1629. Deze ontginning was een populaire belegging want na de aankoop en de bouw van een boerderij kon men pacht gaan innen. De vruchtbare grond werd in cultuur gebracht met akkers, (fruit)boomgaarden en weilanden waar vee werd gehouden. De Watergraafsmeer telde in de 18de eeuw ruim 80 buitenplaatsen waarvan 50 grote en 30 kleine. De kleine buitenplaatsen ontstonden doordat de oorspronkelijke kavels na verkoop nog eens werden opgesplitst in kleinere terreinen. In de Watergraafsmeer waren ook veel kleine pleziertuinen te vinden die een horecafunctie hadden en vergelijkbaar waren met de Duitse Biergarten en theetuinen. In de tuinen waren attracties voor het publiek zoals; doolhoven, terrassen, visvijvers, vogelverzamelingen, kaatsbanen en uitkijkkoepels.
Buitenplaats Roosenburgh, Middenweg/Kruislaan Watergraafsmeer
De Buitenplaats Meerlust/Roosenburgh uit 1641 werd in 1802 omgevormd in een theetuin en stond tot 1914 bekend als uitspanning Oud-Roosenburgh. Hierna kocht de gemeente Amsterdam de buitenplaats voor uitbreiding van de Nieuwe Oosterbegraafplaats en sloopte men de buitenplaats met koetshuis, tuinhuis, tuinkoepel en diverse folies. In de beeldbank van het Stadsarchief Amsterdam zijn nog diverse foto’s van de tuinaanleg van de omvangrijke buitenplaats te zien, welke nu geheel is opgegaan in de begraafplaats. De gemeente had eerder in 1888 al 16 hectare grond van omliggende buitenplaats terreinen opgekocht in de gemeente Watergrafsmeer om er in 1894 de begraafplaats te openen.
Buitenplaats Rozenburg eigenaar Pieter Rutgers, Middenweg 76 Watergraafsmeer, prent 1725 door Daniël Stopendaal, collectie Stadsarchief Amsterdam, tekeningen en prenten
Buitenplaats uitspanning Oud Roosenburgh met feestzaal uit 1900, Middenweg 76, februari 1914, vlak voor de sloop, collectie Stadsarchief Amsterdam, Foto’s
Verdwenen buitens door de ‘Kaalslag’
Amsterdam was in 1730 binnen de stadswallen compleet volgebouwd en de huizenprijzen waren hierdoor hoog, een grachtenpand kostte 50.000 gulden. De buitenplaatsen waren veel goedkoper; een grote buitenplaats kostte 15.000 gulden en kleine buitenplaatsen varieerden tussen de 1.000 en 5.000 gulden. Ter indicatie, een gemiddeld jaarloon van een herbergier bedroeg maximaal 600 gulden. In het begin van de 18de eeuw waren door overstromingen en veepest de landbouwprijzen erg gedaald, waardoor landbouwgrond in het buitengebied goedkoop was en het hierdoor aantrekkelijk was voor rijke kooplieden om een hofstede te kopen en een buitenplaats te bouwen. Toen na 1800 de landbouwprijzen weer gingen stijgen, werden de opbrengsten van de boerderijen bij de buitenplaatsen groter. Dit had ook als gevolg dat door de stijgende lasten voor de buitenplaats gebouwen niet opwogen tegen de inkomsten en vaak werd het herenhuis gesloopt en terrein tot landbouwbedrijf omgevormd. In de Watergraafsmeer gebeurde dit met de buitenplaats Meerveld die in het begin van de 19de eeuw tot boerderij werd omgevormd en waarvan de oorspronkelijke weilanden nu de huidige sportvelden vormen. Ook de buitenplaats Voorland verdween en de boerderij maakte in 1934 plaats voor het Ajax Stadion de Meer.
Buitenplaats Frankendael, vooraanzicht, Middenweg 72 foto door Barend Arendsen omstreeks 1910, collectie Stadsarchief Amsterdam: foto's
Buitenplaats Frankendael, Middenweg Watergraafsmeer
De enige buitenplaats die nu nog resteert is de grote buitenplaats Frankendael en deze bestaat ook uit de terreinen van 4 eerder gebouwde kleine buitenplaatsen; IJsland, Het Lam, Schoonzicht en Waterland. In 1802 kocht de eigenaar van Frankendael deze aanliggende buitenplaatsen en besloot alle gebouwen te slopen om zo het park en de tuinen te vergroten. Eind 19de eeuw werden deze omgevormd tot een stadskwekerij, nadat het gekocht was door de gemeente Amsterdam.
Frederik Kaal (1733-1790)
Buitenplaatsen waren ook ideale objecten om mee te speculeren, bij de droogmakerijen werden de bestaande kavels van buitens na aankoop vaak herverdeeld in kleine kavels die weer verkocht werden. Een beroemde en beruchte speculant was Frederik Kaal (1733-1790) opkoper en sloper van buitenplaatsen in Amsterdam en omgeving. Hij sloopte uiteindelijk 10 buitenplaatsen aan het einde van de 18e eeuw. Kaal sloeg zo blijkbaar zijn slag en kocht systematisch buitenplaatsen op en liet 10 buitens slopen waaronder 5 buitens in Amsterdam; Eilandrust in 1775, Zonnestein in 1777, Tulpenburg in 1784 en Amstelburg in 1790, 4 buitens lagen aan de Amstel en 1 aan de Weesperzijde en de Amsteldijk. In de Watergraafsmeer sloopte hij in 1779 het buiten Pauw en Hagen. Het werd hiermee een ‘Kaalslag’ van buitens. Doordat de grote gebouwen duur in onderhoud waren was sloop en verkoop van de sloopmaterialen winstgevend en kon hij investeren om zijn bezittingen rendabel te maken. Met de opbrengst herontwikkelde hij de terreinen in tuinderijen voor groenten en fruit of boerderijen. Frederik Kaal was echter niet de enige dit deed, maar hij sloopte wel de meeste buitens.
Buitenplaats Tulpenburg, Amsteldijk - noord, Amstelveen, prent 1750 door Gerardus Condet na Abraham Rademaker, collectie Stadsarchief Amsterdam: tekeningen en prenten
Buitenplaats Tulpenburg, Amsteldijk Amstelveen
De buitenplaats Tulpenburg werd in 1778 door Fredrik Kaal gekocht en gesloopt. De buitenplaats was in bezit geweest van de Portugese Joodse David de Pinto, voor deze familie heeft Jacob de Wit meerdere schilderijen gemaakt. De buitenplaats is een aantal jaren geleden weer geheel opnieuw opgebouwd.
Buitenplaats Geuzenveld, Haarlemmerweg Osdorp
Een andere speculant sloopte de buitenplaats Geuzenveld uit 1714 aan de Haarlemmerweg in de Osdorper Binnenpolder (nu Pieter Postsingel) waarbij alleen de boerderij overbleef die in 1923 werd gesloopt. Op deze plek werd in 1953 de Tuinstad Geuzenveld gebouwd. De buitenplaats was ooit in eigendom van makelaar Anthony Klok, waarvoor Jacob de Wit ook werken maakte.
Hofstede buitenplaats Geuzenveld, Haarlemmerweg Osdorp, 1730, maker onbekend, collectie Noord-Hollands Arcadia
Buitenplaatsen gesloopt voor fabrieken, begraafplaatsen en woningbouw
Aan de einde van de 18de eeuw waren het vooral de speculanten en eigenaren geweest die de buitenplaatsen veranderden in tuinderijen. Aan het einde van de 19de eeuw waren het vooral de diverse zelfstandige gemeenten die buitenplaatsen lieten slopen om de terreinen te laten herbestemmen met nieuwe functies zoals fabrieken, begraafplaatsen etc. Dit was een strategische zet om hiermee de oprukkende en annexerende gemeente Amsterdam tegen te houden.
Buitenplaats Rust en Werk, Amsteldijk
Het was de gemeente Nieuwer Amstel die pas in 1887 de 17de-eeuwse buitenplaats Rust en Werk aan de Amsteldijk 67 liet slopen. De buitenplaats was in bezit geweest van de Dirk Slicher, van deze familie kreeg Jacob de Wit meerdere opdrachten. Op het terrein van de gesloopte buitenplaats werd tussen 1889- 1892 het nieuwe raadhuis van de gemeente gebouwd, aan de uiterste buitengrens van haar grondgebied. Een daad van verzet om de gebiedsuitbreiding te stoppen aan de gemeentegrens.
De hofstede Rust en Werk, Amsteldijk 60-64, prent 1730 door Abraham Rademaker en Leonardus Schenk, collectie Stadsarchief Amsterdam, collectie Atlas Dreesmann
Raadhuis Nieuwer Amstel, tekening 1892 door Tymon Meijer, collectie Stadsarchief Amsterdam: tekeningen en prenten
De gemeente Nieuwer Amstel had eerder het terrein van de in 1859 afgebroken buitenplaats Zorgvliet gekocht voor de aanleg van de nieuwe begraafplaats Zorgvlied, die in 1870 in gebruik werd genomen. Ook werd de aanleg van industrieterreinen gestimuleerd; aan de Weesperzijde verrees de Blooker Cacaofabriek op het terrein van de buitenplaats Welna aan de Omval en in 1909 werd de Zuidergasfabriek aan de Amstel gebouwd. Zo stimuleerde de gemeente Nieuwer Amstel om haar grondgebied zo te bebouwen en te bestemmen en zo de annexatie van Amsterdam tegen te werken.
Buitenplaats Trompenburg, Amsteldijk
In 1898 verrees aan de Amsteldijk, op het terrein van de in 1828 gesloopte buitenplaats Trompenburg van Cornelis Tromp, een( auto)fabriekscomplex van de gebroeders Spijker. Deze koetsen,- auto,- en vliegtuigbouwers, bekend van onder andere de Gouden Koets, realiseerden op het buitenplaatsterrein een complex van fabriekshallen, directiewoningen, arbeiderswoningen kantoren en een showroom.
De Hofstede Trompenburg, Amsteldijk 163, jaar onbekend, maker onbekend, collectie Stadsarchief Amsterdam, tekeningen en prenten
Autofabrike Spyker, foto 1927, nu Amsteldijk 163-167, maker onbekend, collectie Stadsarchief Amsterdam, foto’s
Buitenplaats Meerhuizen, Amsteldijk
Fabrikant Jacobus Spijker woonde eerder tot 1903 in de verderop gelegen buitenplaats Meerhuizen uit 1676 aan de Amsteldijk. Nadat hij in zijn nieuwe directiewoningen van zijn autofabriek Trompenburg trok, werd Meerhuizen in gebruik genomen als een kunstenaarskolonie. Kunstenaars zoals bijvoorbeeld John Raedecker, Jan Havermans en Charley Toorop woonden er.
Buitenplaats Meerhuizen, Amsteldijk, foto 1890 Jacob Olie, collectie Stadsarchief Amsterdam: foto’s
Affiche ‘De Vrouw 1813-1913’; tentoonstelling op terrein buitenplaats Meerhuizen Amsteldijk 91, door de Moderne Boekhandel Amsterdam, 1913, collectie Stadsarchief Amsterdam
De kunstenaars organiseerden in 1913 nog de grote tentoonstelling ‘De Vrouw 1813-1913’ met diverse tentoonstellingsgebouwen op het buitenplaatsterrein. In 1917 wordt de buitenplaats gesloopt door de gemeente Amsterdam om plaats te maken voor het Plan-Zuid van Berlage. Van Meerhuizen rest in de Rivierenbuurt nu nog het Meerhuizenplein als herinnering.
De laatste buitenplaatsen
Van de 60 bekende buitenplaatsen aan de Amstel zijn er tegenwoordig nog maar 3 buitenplaatsen over waarvan Amstelrust in Buitenveldert de laatst overgebleven buitenplaats aan de Amstel van Amsterdam is. Van de ooit 80 buitenplaatsen in de Watergraafsmeer resten er nu alleen nog hofstede De Vergulde Eenhoorn en buitenplaats Frankendael.
Auteur: Drs. Henk Atze Dijkstra, kunst- en architectuurhistoricus, is oprichter en voorzitter van Stg. Jacob de Wit die zich als doel stelt het werk van meester-schilder Jacob de Wit (1695-1754) bij een zo groot mogelijk publiek onder de aandacht te brengen. Tevens is hij directeur van het Dinamo Fonds in Den Haag. Geraadpleegde bronnen; Verhalen uit Amsterdam Oost; BuitenplaatseninNederland.nl , A. Speelman, Op afbraak, De sloop van buitenplaatsen in de periode 1780-1830, Universiteit Utrecht 2006, scriptie R. Mulder; De Amsterdamse Herberg, 1450-1800 M. Hell ; Stadsarchief Amsterdam